Het materiaal nodigt uit tot het zelf doen!
Geleidelijk aan wordt het gedachtegoed geïmplementeerd met behulp van verschillende materialen. Wanneer u het kinderdagverblijf binnen loopt zal het u opvallen dat het niet vol staat met materialen. Kinderen worden gestimuleerd om zelf tot een keuze te komen. We helpen ze in het maken van hun keuze door beperking in de hoeveelheid materiaal aan te brengen.
Een sociaal aspect is bovendien dat wanneer een kind aan het werk is de ander leert om te wachten op zijn beurt. De Montessori materialen zijn zintuigelijke materialen. Ze bezitten een specifieke eigenschap en hebben een zogenaamde "controle van de fout". De kinderen ontdekken zelfstandig wanneer zij een fout maken en het materiaal is zodanig uitgerust dat zij zelf de correctie kunnen maken.
"Oefeningen van het dagelijks levens"
Naast werken met de materialen worden ook de dagelijkse handelingen geoefend, zoals onder andere het zelf aankleden, opscheppen, elkaar begroeten en tafeldekken.
De kinderen worden hierdoor uitgedaagd om zelfstandig te werken en hebben de vrijheid om in hun eigen tempo aan de slag te gaan.
Ontstaan van materiaal
Het materiaal dat op alle Montessorischolen wordt gebruikt, werd samengesteld door dr. Maria Montessori. In de loop der tijd zijn er meerdere materialen ontworpen door andere pedagogen, leerkrachten en studenten. Deze materialen zijn allereerst onderworpen aan een zware procedure van de Montessori Vereniging. Bij goedkeuring van de Vereniging wordt het nieuw ontworpen materiaal officieel erkend als Montessorimateriaal.
Doel van het materiaal
Het materiaal helpt het kind bij de ontwikkeling. Het geeft spelenderwijs het kind een leerproces, waardoor het kind zich beter kan redden in de directe omgeving door het zelf te doen en te kunnen. Een voorbeeld hiervan is het veterrek. Het kind leert via het veterrek strikken (=leerproces). Doordat het kind leert strikken kan hij/zij straks zelf zijn/haar veters aan de schoenen strikken.
Uitgangspunt voor het maken van materiaal
Het uitgangspunt van Maria Montessori is dat alle functies geoefend moeten worden, geestelijke en lichamelijke (motoriek) tezamen, zodat de mens in zijn totaliteit functioneert.
Waar het materiaal aan moet voldoen
• Werkzaamheid = je kunt er direct mee aan de slag
• Controle van de fout = het kind ziet zelf wat het fout doet
• Isolatie van de eigenschap = in elk materiaal zit slechts één leeractiviteit
• Aantrekkelijkheid = het materiaal lokt de kinderen uit om er mee te spelen
• Beperking = er zijn één of enkele exemplaren aanwezig op de groep
• Opklimming van de moeilijkheid = het wordt stap voor stap moeilijker
Materiaal spel
Voor elk Montessori-materiaal is een richtlijn voor de leeftijd aangegeven. Deze leeftijd geeft aan wanneer het kind over het algemeen verkeert in de gevoelige periode. Wat inhoudt dat het kind belangstelling toont voor het materiaal en dat voor de ontwikkelingsniveau geschikt is. De begeleider zal goed observeren, want ieder kind heeft een eigen ontwikkelingslijn. Het is dus mogelijk dat het kind het les eerder aangeboden krijgt of juist iets later. Het kind is eraan toe. Tevens wijst Montessori erop dat het materiaal slechts een hulpmiddel is om het kind te helpen in zijn ontwikkeling.
De begeleider geeft het kind individueel een les met het materiaal, waarna het kind zelfstandig verder werkt. Het geven van de lessen vereist een bepaalde techniek; het is noodzakelijk het precies te doen en er voldoende tijd aan te besteden.
De volgende punten zijn hiervoor van belang:
- Het persoonlijk contact speelt een belangrijke rol; er moet een vertrouwelijke sfeer zijn.
- Men gaat rustig naast het kind zitten, aan de niet-dominante zijde.
- Behalve het materiaal voor het les is geen ander voorwerp op tafel of kleed aanwezig.
- Tijdens het les wordt zo min mogelijk gesproken: de handelingen moeten zo duidelijk zijn dat deze voor zich spreken. De begeleider legt door middel van het les contact tussen kind en materiaal.
- Als het kind de handelingen wil overnemen wordt dit toegelaten, mits het kind blijk geeft het les begrepen te hebben.
- Is het kind goed bezig dan gaat de begeleider rustig weg en blijft zij het kind op een afstand gadeslaan.
- Blijkt het kind het materiaal niet goed te gebruiken dan wordt het les op een andere tijd nog eens gegeven. De begeleider mag het kind niet ontmoedigen door het op zijn fouten te wijzen.
Het kind heeft het geestestype waardoor het kennis absorbeert en zichzelf onderwijst